Ik lees vanmorgen op Twitter dat de CEO van Apple, Steve Jobs het voor gezien houdt. En dan moet ik toch even een beetje denken aan vroeger. Aan onze eerste computer thuis. Een kleine Macintosh Classic, wat wij al heel innovatief vonden van onszelf, niet wetende wat er allemaal zou volgen…
We hebben eigenlijk altijd Apple Macintosh in huis gehad. Uiteindelijk is mijn vader doorgegroeid naar een Mac G5 (en inmiddels is die ook alweer verouderd, geloof ik), maar alle soorten staan nog op zolder bij mijn ouders. En alles doet het ook nog. Zelf die mooie kleine kubus.
Ik heb het geluk gehad op een basisschool te mogen zitten die haar tijd ver vooruit was. Tijdens mijn bassischooltijd stonden er bij mij in de klas vier kleine Classics. En mijn klas was geen uitzondering. Alle klassen had er een paar. Wekelijks mocht ik daar toch wat uurtjes op vertoeven om het rekenen en taal goed onder de knie te krijgen. Heerlijk vond ik dat. Op een of andere manier beheerste ik het rekenen en taal op de computer veel beter dan gewoon uit de boekjes of andere oefeningen die we konden doen.
Ik weet nog dat we een floppy “vol†met spelletjes kregen voor op onze computer thuis. Het waren geen spellen zoals Doom of andere meuk die ik nooit speelde, maar ze waren wel verslavend. Tetris behoorde natuurlijk tot één van de klassiekers, maar ook ShufflePuck, LodeRunner en nog vele anderen.
Eén spel waar ik (en mijn moeder trouwens ook) erg verslaafd aan raakte, was een schietspelletje waarvan ik de naam gewoon niet meer weet. Erg jammer, want ik zou het nog wel eens willen spelen. Het komt erop neer dat je met een soort pistooltje (het lijkt een raketje a la Space Invaders) een rups kapot moet maken en tussen jou en de rups zitten allemaal obstakels. Sommige zijn handig, want daar krijg je extra krachten van, maar sommige zitten gewoon gigantisch in de weg. En als je de rups halverwege kapot schiet, dan heb je er ineens twee, of zelfs meer. Een enorm zenuwslopend spelletje, maar heerlijk om je dagelijkse agressie op te botvieren.
Ik heb tussentijds een paar jaar een computer gehad met Windows XP. Een prima ding en ik kon er goed op werken. Toch ben ik voor mijn studie weer gezwicht voor een prachtig witte MacBook. Niet omdat ik zozeer met een trend mee wilde doen, maar omdat ik het eigenlijk gewend was. Het eenvoudige WhatYouSeeIsWhatYouGet en WhatYouAskIsWhatItDoes-computer. Een vriend van me omschreef het als volgt: “Bij een Mac kun je er van uitgaan dat hetgeen wat je zoekt ook staat op de plek waar je het verwacht. Bij een Windows kun je beter eerst bedenken waar je niet zo snel zou zoeken.†Nou ben ik van mening dat wanneer je een computer zelf inricht, je ook de documenten zelf kunt ordenen, maar ik snapte zijn principe wel. Programma’s staan opgeslagen in een handige zichtbare map en voor een installaties is het een kwestie van het programma in dat ene mapje slepen.
Grappig dat meneer Jobs af gaat treden, wanneer mijn Mac kuren gaat krijgen. Ik zie de overeenkomst wel. Beide zijn op een leeftijd gekomen dat ze vinden dat ze aan vervanging toe zijn en beide geven dat op een bepaalde manier aan, zodat er op tijd voor vervanging gezorgd kan worden. Klein verschil is, dat Jobs waarschijnlijk grotere zak met geld tot zijn beschikking heeft en de vervanging al heeft benoemd, en ik sta straks met een half werkende computer een pinpas die schreeuwt dat het “Saldo Niet Toereikend†is…